Als reactie op 'estetiserende van de werkelijkheid vervreemdende kunst' begint Rik Vermeersch in 1967 met het tekenen en schilderen van mensen in hun dagdagelijkse verschijning. Zijn onderwerpen haalt hij uit tijdschriften en dagbladen waarin hij de mens eerder als 'object' dan als 'subject' bekijkt. Daarbij is het hem louter om de 'presence' te doen. De voor zijn werk zo typerende 'verdinglijking' wordt vanaf dan steeds duidelijker.
Zijn teken- en schilderwerk krijgt vanaf 1970 een meer digitaal karakter. Tot grote verwondering van de schilder zelf, vertoont deze techniek een analoge identiteit met de beeldopbouw van een computerprint.
Vanaf 1980 begint hij zijn teken- en schilderwerk af te wisselen met beeldhouwen.
Omwille van het 'erotiserende surplus', wordt de vrouw begin de jaren 1990 het hoofdthema van Vermeersch. De fotografie vormt de basis van zijn teken-, schilder- en beeldhouwwerk. Hij fotografeert zelf zijn modellen ontdaan van zoveel mogelijk 'subjectieven'. Ze poseren naakt, frontaal, zonder beweging en omgeving, met een gezichtsuitdrukking die het sentiment weert.
Sinds 2006 verschijnt in zijn teken- en schilderwerk het model terug in een
werkelijke omgeving. Minder absoluut nu vormt het statische vrouwelijk naakt
het hoofdmotief, zij deelt haar plaats met portretten - uit o.a. tijdschriften
en dagbladen - van al dan niet bewegende of aangeklede mannelijke en vrouwelijke
personen
Rik Vermeersch toont ons een relativerend realisme dat zich voortdurend situeert tussen enerzijds de individuele fysieke vorm en anderzijds de ontgrenzende, spirituele niet-vorm.